Kastanjes zijn een typisch wintervoedsel. Tamme kastanjevruchten worden gekookt, geroosterd of gebakken. Rauw smaken ze eerder zuur, gekookt zijn ze veel aromatischer en hebben een nootachtige, lichtzoete smaak.
Je kunt de kastanjes zo eten of als bijgerecht, bijvoorbeeld bij stevige vleesgerechten. Kastanjes zijn in principe geschikt als bijgerechtvervanger voor aardappelen. Andere bereidingswijzen zijn bijvoorbeeld kastanjesoep of kastanjepuree. Kastanjes hebben in vergelijking met andere noten relatief weinig vet, maar wel veel vezels, waardoor ze erg vullend zijn.
Kastanjes zijn van september tot maart vers in de handel verkrijgbaar. Kastanjes komen voornamelijk en in grote hoeveelheden uit de landen aan de Middellandse Zee. Producties zijn te vinden in Frankrijk, Spanje, Italië en Griekenland, en in mindere mate in warmere streken van Duitsland, bijvoorbeeld aan het Bodenmeer. Als alternatief worden gepelde en voorgekookte kastanjes aangeboden in blik of vacuümverpakking.